Als ik vroeger mijn schoen zette bij de open haard (wij hadden nog een open haard!) moest ik een liedje zingen. Een liedje voor Sinterklaas. Dan zou ik iets in mijn schoen krijgen. En als ik dan iets gekregen had, zongen we ‘s ochtends ‘Dank u, Sinterklaasje’.
Van anderen hoor ik dat ze dat niet hoefden. Gewoon schoen zetten en klaar. De volgende ochtend zat er een cadeautje in, of je nu een liedje gezongen had of niet. (Niet dat er bij mij ooit geen cadeautje in mijn schoen heeft gezeten, begrijp me goed. Maar we zongen dan ook altijd een liedje.)
Zo kan Sinterklaas opeens veel te maken te hebben met je Godsbeeld. Een voor-wat-hoort-wat-God of een Lees verder